dinsdag 25 oktober 2016

Van grote Manoeuvres tot quasi onzichtbare Gestes.

Lievekes,
vandaag wil ik u ne keer iets vragen.

Ben ik een dromer (Lennon-gewijs), a nutcase of le dernier des coquelicots?

Ik vraag u dat, omdat ik, Vilderke, peinsde, toen met Charlie Hebdo de Horror zo grauwelijk dichtbij kwam dat ik de grond onder mijne voeten voelde daveren... Vilderke, docht ik, gij moet heel diene grote, losgelegene wereld met schone schone mouvementen verblijden en de mensheid genezen met een Onafhankelijke (Wilde Tegen-) Beweging voor Volksvermaak, -verheffing en Troost.

En azo, meideken, peinsde ik nog, zoudt ge dan kunnen beginnen:
eerste Bewegingeuh, bombardeer dienen rotten aardkloot met schoonheid. Schiet het Boek, boenk, de wereld in.

In plaats van angst en beven, vindt de nietsvermoedende massa dan een cadeau op haren troosteloze weg door haren magere quotidien.
Prettige bijkomstigheid: als men leest, maakt men malkander niet kapot!
En ondertussen werk ik dan ook nog wel wreed ijverig aan het declutteren en downsizen van mijn Lebensraum. 't Schijnt dat dat van fenomenaal belang is voor de mentale en andere gezondheid, evenals het consumeren van moerbeziën en avocadoots, maar ik dwaal af.

Mannen, dacht ik, mannen, we zitten hier met een win-winsituatie.

Ondertussen is ook Manoeuvre Twee uitgezet en in volle vlucht en zijn nieuwe Bewegingen aan het groeien.
Maar ik zie nog niet veel genezinge en joie de vivre ontkiemen in mijn actieradius.

Dus vraag ik u:

ben ik nu de laatste der Mohikanen of hoe zit dat hier?

donderdag 20 oktober 2016

dinsdag 18 oktober 2016

Geachte Benjamin Chase Harper,

met uw smekende ogen, uw getormenteerde blik en uwen air van "Ik ben hier niet. Niet echt, écht niet.", die neigt naar: "Kan ik eraan doen dat ik zo onbeschrijflijk getalenteerd ben dat iedereen ter hoogte van mijn enkels blijft steken en ik bijgevolg ten allen tijde maar half gas màg geven, omdat ik toch altijd den besten ben Ben ben? "

Ik zie u, Mr Harper. Ik zie u peinzen: "Ik verveel mij zo. Ik ben ook maar op deze kloot geworpen en moet, gelijk allen hier aanwezig, mijnen tijd uitzitten. Dat ik zo een goed en godsvruchtig man ben (en zo schoon) ligt niet aan mij, maar aan het Licht dat ik zag."

Al Jah work dat nooit af is en gij, gij Ben en gij alleen om al deze bergen te verzetten. Ge zoudt voor minder af en toe gelijk Cat Stevens gaan klinken.

Als ik, Vilderke, (mereldevil voor de vrienden), u zò hoor, 'n wil ik u niet meer kennen.

Maar als ik u kom zoeken, des nachts, op mijn bedrieglijk elektrieken vensterke op de wereld en verder kijk dan uw geschnabbel bij het braakbal "The Game Awards" of een ander verachtelijk, zeer duur, maar o zo vluchtig (non-)event, als ik verder zoek achter al diene kouwe kak, dan zie ik u òòk, op een tapijtje van de kringwinkel, iets magisch doen met uw vingers, een piano, uw moeder en uwen onderbuik. En dat is zo schoon.

Dan begrijp ik dat het dàt is en dàt alleen dat u drijft: gij moet iets zeggen, gij moet vertellen zonder te liegen en in een tale die iedereen verstaat.
Dat is 't.
En dan kan ik ook weer geloven dat diezelfde mama (of uw zusterke) het potske gebreid heeft waarmee ge uw beginnende kaalheid probeert te camoufleren.
Dan wil ik u dichtbij, 't liefst in mijn armen en kan ik maar niet decideren of 't is om u te wiegen gelijk een baby of voor een meer sexual healing.

Alsof ik het voor het zeggen heb, ee, alsof ik van aan uw enkels kan opklimmen naar een meer gerieflijke hoogte voor bijvoorbeeld, euh, een goed gesprek.
Of het beroeren van een niet vooraf bepaald lichaamsdeel.
Een oorlel wellicht.
Of een nip.
Ja.
Misschien een nip.

dinsdag 11 oktober 2016

11.10

De verjaardag van mijn ongelukkige broer.
Een gedachte aan, talrijke gedachten aan.
Gisteren, bij het kuisen van raamkozijnen en muren, het wegwrijven van vliegenscheten, peinzen: wat zijn we toch marginalisch, wij.
Wat zijn we toch.
Ik in mijn glazen kasteel, hij in zijn donker hol.
Zijn salontafel van environ 60 op 90 met daarop zijn leven: de afstandsbediening, zijn tabak met de sigarettenhulzen en zijn machientje.
Zijn huisfabriekske, sa manufacture.
En daartussen, daarrond, daarboven: zijnen berg met pillen.
Zijn huis, een honk vol pijn.

Mijn broere is een beest en hij is te zwaar om te dragen.

Als hij er is, is zijn onvoorspelbaarheid zenuwslopend.

Maar zijn afwezigheid is evengoed lastig. Wat broeit er daar? Waar broedt hij op? Wanneer komt de volgende charge?



't Is een merde dat er vroeg of laat, dat er altijd weer iets deze kant opkomt, mots empoisonnés en manipulations douloureuses. Familiedramaatjes, eventueel nog een ziektebeeldeken of 2 plus dood en verderf.
En dat hebben wij, ik en de mijnen (de lievekens, de onnozele kinderkens, de fools on the hill, de struisvogelkens, de idioten, de gevoeligaards, les convivialistes) niet gaarne. Wij kunnen daar gelijk niet goed tegen.
  

t Is beter zo.
Hij daar, ikke hier (of om 't even waar, maar) ver ver ver van elkaar.

Maar nu is 't dus zijn verjaardag en ik roep (in stilte) al 2 dagen dat het me niet kan schelen.
Je m'en fous éperdument. Eperdument, que je m'en fous!
Dat hij dood mag vallen.
Dat hij dood moge vallen, alles voor mijn zielerust, dat denk ik, wat ben ik toch een hond!
Maar ondertussen schreeuwt en bloedt mijn hart en wil ik hem tegen mijn gilet trekken.
Mijn grote broere. Mijn grote broere.
Mijn grote, kleine, zwakke, sterke broere.
Mijn broere die alles is en alles tegelijk, dwaas en hyperintelligent. Sluw en machteloos.
Mijn broere die alles zou kunnen, alles zou kunnen worden, boekenschrijver, gitaarbouwer, gangster en soldaat, lichtmatroos op een kaperschip, rock'n roller én luchtpiraat.
Mij broere, mijn broere, als hij maar een beetje anders inéén zat, dan kon hij godverdomme mijn broere zijn.

woensdag 24 februari 2016